De politievakbonden eisen dat het ambt van politieagent wordt erkend als zwaar beroep en dat de pensioenleeftijd daarom op 58 jaar moet liggen. Volgens de minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon moeten we de vragen betreffende een zwaar beroep en voor wie oplossen maar is het heel moeilijk een voorafname voor een bepaalde beroepsgroep te geven. De vraag moet worden opgelost in het globale pensioenhervormingsdebat dat nu wordt opgestart met de installatie van de Nationale Pensioencommissie.
Vreemd genoeg bleek uit het justitieplan van de minister van Justitie Koen Geens m.b.t de pensioenregeling voor de personeelsleden van de penitentiaire inrichtingen dat een erkenning als zwaar beroep de startdatum van het verlof voorafgaand aan de pensionering (VVP) op 58 jaar zou brengen. Dit tot ergernis van de politievakbonden die niet pikken dat de cipiers wel 58 jaar voorgeschoteld krijgen terwijl de politie slechts een vage belofte krijgt.
Katja vroeg vandaag aan de minister van Justitie enige verduidelijking over deze stelling in het justitieplan. De minister antwoordde als volgt: "Het huidig regeerakkoord bepaalt in hoofdstuk 8 'Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven' dat de leeftijds- en de loopbaanvoorwaarden voor de regelingen van vervroegde uittredingen in de Federale Openbare Sector, verlof voorafgaand aan pensioen, disponibiliteit en andere, zullen worden gealigneerd op de voorwaarden voor de individuele werkloosheid met bedrijfstoeslag. Dit zal gebeuren via een aanpassing van het statuut."
"Hetzelfde regeerakkoord bepaalt dat de leeftijdsvoorwaarden voor individuele werkloosheid met bedrijfstoeslag, het zogenaamde SWT, bij zware beroepen in eerste instantie wordt verhoogd naar 58 jaar en later naar 60 jaar. Het regeerakkoord bepaalt eveneens dat het al voorziene groeitraject voor leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voor het vervroegd pensioen behouden wordt voor 2015 en 2016. Dit groeitraject betekent een opschuiving van de pensioensleeftijd met steeds een halfjaar per jaar. Concreet betekent dit dat de leeftijd van 61 jaar en 6 maanden voor 2015 en de leeftijd van 62 jaar voor 2016."
"Het verlof voorafgaand aan het pensioen kan maximaal vijf jaar genomen worden en na afloop dient het betrokken personeelslid met pensioen te gaan. Daarom is de leeftijdsvoorwaarde in 2015 ook 56 jaar en 6 maanden en in 2016 57 jaar. Bovendien bepaalt het regeerakkoord dat wie voor eind 2016 aan de voorwaarden voldoet om met vervroegd pensioen te gaan, deze voorwaarden behoudt ongeacht de latere werkelijke ingangsdatum van zijn pensioen en dat de overgangsmaatregelen van de pensioenhervorming van 2011 blijven gelden. Om te zorgen voor een alignering van het VVP met het SWT dient de startleeftijd van het VVP hoe dan ook te worden opgetrokken naar 58 jaar zonder dat dit een voorafname betekent op de discussie rond zwaar beroep."
"Ik wens ook te benadrukken dat het verlof voorafgaand aan het pensioen niet ten laste valt van de pensioenkas omdat de betrokkenen pas na het verlof met pensioen kunnen worden gesteld."